Deontologische codes:

Deontologische code voor gerechtsdeskundigen:

De in het register opgenomen deskundigen stemmen in met de deontologische code voor gerechtsdeskundigen, zoals vastgelegd werd in 25 APRIL 2017. – Koninklijk besluit tot vaststelling van de deontologische code van de gerechtsdeskundigen in toepassing van artikel 991quater, 7°, van het Gerechtelijk Wetboek.

De wet van 10 april 2014 voegt een aantal bepalingen toe aan het Gerechtelijk Wetboek tot oprichting van een Nationaal register voor gerechtsdeskundigen. Artikel 991quater, 7°, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat alvorens opgenomen te worden in het register de gerechtsdeskundigen ten aanzien van de minister van Justitie moeten verklaren in te stemmen met een deontologisch code. Het opstellen van deze is code is het prerogatief van de Koning. Dit Koninklijk besluit wil aan deze bepaling voldoen.

Vele gerechtsdeskundigen zijn tevens lid zijn van een beroepsvereniging of een instituut en zijn in die hoedanigheid reeds onderworpen aan een eigen deontologische code. Toch is een aparte code voor hun opdrachten als gerechtsdeskundige noodzakelijk. Zij vult de deontologische regels eigen aan hun beroep verder aan en primeert hierop in geval van tegenstrijdigheden.

De code is een aanvulling op de wettelijke verplichtingen van de gerechtsdeskundigen inzonderheid de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering en de door hen afgelegde eed. Het doel van de code is de bescherming van rechtzoekenden tegen mogelijke tekortkomingen van gerechtsdeskundigen in het kader van een gerechtelijke opdracht.

Deze code is een verdere explicitering van een aantal algemene principes. Deze principes worden nader verklaard maar de code is geen limitatieve opsomming, omdat zij nooit volledig kan zijn en niet alle hypotheses kan voorzien. Zij moet in voorkomend geval naar analogie worden toegepast. Dit betekent dat de bepalingen niet alleen naar de letter moeten toegepast worden, maar ook naar de geest in de gevallen die niet letterlijk zijn voorzien.

De gerechtsdeskundige is gebonden door een beroepsgeheim in toepassing van artikel 458 Strafwetboek. Indien beroep gedaan wordt op medewerkers hebben zij een discretieplicht.

Een belangrijk aspect van de deontologie van gerechtsdeskundigen wordt gevormd door de mogelijke onverenigbaarheden. Het is evident dat de gerechtsdeskundige een aanstelling moet weigeren, wanneer hij weet dat er een wrakingsgrond bestaat. Ook indien hij pas in de loop van zijn werkzaamheden vaststelt dat er een wrakingsgrond bestaat, moet hij dit melden naar gelang het geval aan de opdrachtgever of aan de rechtbank en de partijen indien de procedure tegensprekelijk is. Een gerechtsdeskundige kan niet optreden – ook in strafzaken – wanneer hij eerder is tussengekomen in dezelfde zaak in een andere hoedanigheid of wanneer er financiële of familiale banden zijn. Een gerechtsdeskundige kan natuurlijk wel door dezelfde rechtbank in verschillende dossiers worden aangesteld.

Meer voorkomend zijn echter de onverenigbaarheden die voortvloeien uit andere beroepsactiviteiten. Vooral maar zeker niet uitsluitend in de medische sector zijn er klachten over deskundigen die in verschillende hoedanigheden optreden en daardoor twijfels doen ontstaan omtrent hun onpartijdigheid. Daarom voorziet deze code in verschillende bepalingen.

Wanneer de gerechtsdeskundige wordt aangesteld moet hij de opdrachtgever of de rechtbank evenals de partijen, de feiten en de omstandigheden laten kennen die twijfels kunnen doen rijzen over zijn onafhankelijkheid. Zo kan het feit dat hij zijn beroepsactiviteit al dan niet als deskundige uitoefent in dienstverband invloed hebben op zijn onafhankelijkheid. Dit geldt ook wanneer hij regelmatig buiten dienstverband optreedt in opdracht van instanties die actief zijn in de sector waarin zijn deskundigenonderzoek zich situeert.

Een tweede element van onverenigbaarheid betreft de aard van het optreden. Optreden als gerechtsdeskundige geeft aan de betrokkene een aparte kwalificatie. Het is een titel die niet mag misbruikt worden. Op aangeven van de Raad van State werd een algemene bepaling ingevoerd dat de gerechtsdeskundige iedere verwarring tussen zijn optreden als gerechtsdeskundige en andere activiteiten moet vermijden.

De gerechtsdeskundigen werken in een verschillend kader naarmate ze worden aangesteld in een burgerlijk of een strafrechtelijk deskundigenonderzoek. Daarom worden voor een aantal bepalingen beide hypotheses apart behandeld. Aldus moet de gerechtsdeskundige de rechten en plichten van partijen eerbiedigen ook al heeft hij geen contact met de partijen in strafzaken als de procedure niet tegensprekelijk is. Ook de begroting en betaling van de kosten en het ereloon zijn in beide procedures totaal verschillend.

De gerechtsdeskundige mag zijn titel niet gebruiken om publiciteit te voeren of cliënteel aan te trekken.

Hij dient de titel discreet te gebruiken in briefhoofden, websites of andere identificatiedocumenten.

Een gerechtsdeskundige kan slechts opgenomen worden in het register wanneer hij geen correctionele of criminele straf heeft opgelopen met uitzondering van verkeersovertredingen. Indien hij echter later in een strafrechtelijke procedure betrokken wordt als verdachte of in verdenking wordt gesteld, dient hij de minister en in casu de dienst van het Nationaal Register in kennis te stellen.

De Wet van 10 april 2014 voorzag geen permanente vorming. Nochtans is dit een absolute voorwaarde om actief te blijven als gerechtsdeskundige. Daarom wordt deze verplichting in de deontologische code opgelegd. De gerechtsdeskundigen die lid zijn van een instituut hebben deze verplichting reeds. Voor hen volstaat het aantal uren voorgeschreven door dit instituut op voorwaarde dat minstens een gedeelte van het programma betrekking heeft op het gerechtelijk deskundigenonderzoek en de materies waarvoor zij zijn opgenomen in het register. Zij kunnen hun permanente vorming bewijzen met het attest van hun instituut.

Alhoewel de gerechtsdeskundige zich bij de behandeling van persoonsgegevens tijdens een gerechtelijke opdracht kan beroepen op de opheffing van het verbod voorzien in artikel 8, § 2, a) en b) van de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, is het toch aangewezen enkele verplichtingen te expliciteren in deze code.

In de tekst wordt omwille van de leesbaarheid gesproken over de gerechtsdeskundige ongeacht het geslacht van de betrokken persoon.

Dit besluit kwam tot stand na overleg met vertegenwoordigers van de gerechtsdeskundigen en de gerechtelijke autoriteiten.

25 APRIL 2017. – Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorschriften inzake de deontologische code van de gerechtsdeskundigen in toepassing van artikel 991quater, 7°, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt het volgende:

HOOFDSTUK 1. – Algemene bepalingen

Artikel 1. De voorschriften van deze deontologische code zijn van toepassing op de gerechtsdeskundigen opgenomen in het nationaal register voor gerechtsdeskundigen opgericht in toepassing van artikel 991ter van het Gerechtelijk Wetboek. Zij zijn een aanvulling op de wettelijke verplichtingen van de gerechtsdeskundige zoals opgenomen in het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering.

Art. 2. De bepalingen van deze code beogen de partijen in een gerechtelijke procedure te beschermen, de waardigheid en de integriteit van het beroep te bewaren en de kwaliteit van de door geregistreerde gerechtsdeskundigen gepresteerde diensten te waarborgen.

Art. 3. De bepalingen van deze code hebben als algemeen doel de verplichte gedragsregels voor geregistreerde gerechtsdeskundigen vast te stellen en de ethische verplichtingen vast te leggen die geregistreerde gerechtsdeskundigen vóór, tijdens en na hun opdracht moeten respecteren.

HOOFDSTUK 2. – Aanvaarding en uitvoering van de opdracht

Art. 4. Behoudens de vrijstelling voorzien in artikel 967 van het Gerechtelijk Wetboek zal de gerechtsdeskundige de opdracht weigeren waarbij zijn onafhankelijkheid, objectiviteit of onpartijdigheid in vraag zou kunnen gesteld worden door één der betrokken partijen. Dit is meer bepaald het geval wanneer er bindingen bestaan met een van de partijen, de rechter of de opdrachtgever op het ogenblik van de opdracht of in het verleden, welke ook de aard is: financieel, professioneel, familiaal of sociaal, of indien er elementen zijn die kunnen aanleiding geven tot wraking.

De gerechtsdeskundige zal enkel opdrachten aanvaarden waarvoor hij de vereiste competenties en professionele ervaring bezit. Bovendien zal de gerechtsdeskundige de opdracht weigeren indien hij in functie van beroepsverplichtingen of andere opdrachten die hem reeds werden toevertrouwd niet over de nodige tijd beschikt om de opdracht binnen de toegestane termijn uit te voeren. Indien hij de opdracht aanvaardt, is hij ertoe gehouden deze in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk uit te oefenen. Bij de uitoefening dient hij de wettelijke bepalingen die op zijn opdracht van toepassing zijn na te leven.

Indien de gerechtsdeskundige zijn opdracht aanvaardt, stelt hij onverwijld de opdrachtgever en – indien de procedure op tegenspraak verloopt – de partijen in kennis van feiten en omstandigheden die minstens een van de partijen kan doen twijfelen aan zijn onafhankelijkheid overeenkomstig artikel 972, § 1, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

Indien de gerechtsdeskundige in de loop van zijn opdracht kennis krijgt van elementen die aanleiding kunnen geven tot wraking brengt hij de opdrachtgever en – indien de procedure op tegenspraak verloopt – de partijen hiervan onverwijld op de hoogte.

Art. 5. De gerechtsdeskundige stelt zich bij de uitvoering van de opdracht steeds op als een onafhankelijk, onpartijdig, zorgvuldig en integer gerechtsdeskundige.

Inzonderheid zal de gerechtsdeskundige binnen het kader van de burgerlijke of strafrechtelijk procedureregels :

– de rechten en plichten van partijen respecteren;

– het geheim van het onderzoek en het vooronderzoek eerbiedigen;

– zijn taak volbrengen in volledige objectiviteit, onpartijdigheid en met volle kennis van zaken;

– alle partijen gelijk behandelen in zijn benadering en werkmethode;

– handelen volgens een heldere en nauwkeurige werkmethode conform de vereisten eigen aan zijn domein of de technische normen waaraan hij onderworpen is;

– zijn opdracht vervullen binnen de door de opdrachtgever opgelegde of wettelijk bepaalde termijnen, rekening houdend met de complexiteit van de opdracht en de houding van de partijen;

– waken over de sereniteit tijdens de procedure, evenals over de vooruitgang en de economie ervan.

De gerechtsdeskundige beperkt het inwinnen van informatie, het aantal en de kostprijs van zijn onderzoeken, evenals het verslag tot hetgeen voor het volbrengen van de opdracht absoluut noodzakelijk is.

Hij stelt een gemotiveerd verslag op dat controleerbaar is en begrijpelijk voor zijn opdrachtgever en de partijen.

Art. 6. De gerechtsdeskundige moet zijn onafhankelijkheid bewaren en mag zich niet laten beïnvloeden in zijn werkzaamheden en zijn besluitvorming door enige druk, voorspraak of vermoeden van persoonlijke baat. Hij zal alle contacten met een van de partijen vermijden buiten de aanwezigheid van de andere partij of partijen. Hij neemt bij de uitoefening van zijn functie geen voordelen, giften of geschenken aan van partijen of van belanghebbende derden. De onafhankelijkheid, de objectiviteit en de evenwichtigheid van de gerechtsdeskundige primeren op de deontologische regels eigen aan zijn beroep indien er collega’s uit dezelfde beroepsgroep tussenkomen hetzij als partij hetzij als technisch raadgever.

Aldus zal de gerechtsdeskundige meer bepaald wanneer hij de partijen en hun technische raadslieden uitnodigt voor een technische vergadering erover waken met de wensen van de partijen slechts rekening te houden in zover dit redelijk is en verzoenbaar met de hem opgelegde termijnen. Hij zal hun aandacht vestigen op het feit dat vergaderingen in het kader van een deskundigenonderzoek vergelijkbaar zijn met gerechtelijke oproepingen.

Art. 7. De gerechtsdeskundige zal geen beroep doen op technische adviseurs of domeindeskundigen waarvan hij de technische kennis nodig heeft om zijn onderzoek te verrichten of tot besluiten te komen, dan na voorafgaande toelating door de opdrachtgever en in burgerlijke zaken overeenkomstig artikel 972, § 2, alinea 7, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek. De technische adviseurs of domeindeskundigen handelen onder de verantwoordelijkheid van de gerechtsdeskundige. In burgerlijke zaken worden hun kosten en ereloon door de gerechtsdeskundige voldaan. In strafzaken worden hun kosten en erelonen betaald door de gerechtsdeskundige, tenzij zij zelf door de magistraat worden aangesteld.

Art. 8. De gerechtsdeskundige zal zorgvuldig omgaan met het door hem verzameld onderzoeksmateriaal en hij houdt dit in zijn geheel of een representatief staal ervan ter beschikking voor tegenonderzoek. Indien dit onmogelijk is, vermeldt hij het in het verslag.

Art. 9. In toepassing van de artikelen 972, 987 en 988 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt de rechter het voorschot van de gerechtsdeskundige en raamt hij de totale kostprijs van het deskundigenonderzoek. Bij aanstelling in een burgerlijke procedure zal de gerechtsdeskundige bij de aanvang van zijn werkzaamheden de rechter en de partijen op de hoogte stellen van de berekeningswijze van zijn kosten en erelonen. Hij zal zich houden aan de reglementaire tarieven voor zover van toepassing.

In burgerlijke zaken zal de gerechtsdeskundige zijn aanvraag om voorschot en eindafrekening opstellen volgens de wettelijke bepalingen ter zake, zoals bepaald onder meer in artikel 991, § 2, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek. Hij vermeldt in detail zijn uurloon, de verplaatsingskosten, de verblijfkosten, de algemene kosten, de bedragen die aan derden zijn betaald en de verrekening van de vrijgegeven bedragen.

In burgerlijke zaken is het de gerechtsdeskundige verboden voorschotten rechtstreeks van partijen te ontvangen. De eindafrekening mag rechtstreeks betaald worden aan de gerechtsdeskundige na begroting door de rechter.

Bij aanstelling in strafzaken zal hij zijn kosten en erelonen begroten volgens het daartoe bepaald wettelijk tarief en volgens de procedure voorgeschreven in de reglementering van de gerechtskosten in strafzaken.

HOOFDSTUK 3. – Gedrag buiten de opdracht en onverenigbaarheden

Art. 10. Bij gebruik van zijn titel als gerechtsdeskundige zal hij steeds melding maken van het hem toegekend identificatienummer in het nationaal register overeenkomstig artikel 991sexies van het Gerechtelijk Wetboek. De gerechtsdeskundige zal zijn titel van gerechtsdeskundige vermelden met de nodige discretie. Het is hem inzonderheid verboden deze titel te gebruiken voor het werven van cliënteel of het voeren van publiciteit.

Art. 11. De gerechtsdeskundige moet iedere mogelijke verwarring tussen een optreden als gerechtsdeskundige en een optreden als technisch adviseur van een van de partijen vermijden

Art. 12. De gerechtsdeskundige zal ook buiten zijn gerechtelijke opdrachten er over waken geen handelingen te stellen die de waardigheid van zijn functie in gevaar brengen. Hij brengt onmiddellijk de minister van justitie in kennis van het feit dat hij in verdenking werd gesteld of het voorwerp heeft uitgemaakt van een strafrechtelijke veroordeling behoudens veroordelingen wegens inbreuken op de wetgeving betreffende de politie over het wegverkeer.

HOOFDSTUK 4. – Permanente vorming en verzekering.

Art. 13. De gerechtsdeskundige verbindt er zich toe permanente vorming te volgen zowel in zijn vakgebied als op juridisch vlak. Hij brengt jaarlijks de FOD Justitie op de hoogte van de gevolgde opleidingen. Het attest van zijn beroepsinstituut waaruit blijkt dat hij de vereiste opleidingen heeft gevolgd, kan volstaan op voorwaarde dat deze opleidingen minstens deels betrekking hebben op het gerechtelijk deskundigenonderzoek en de materies waarvoor hij is opgenomen in het register

Art. 14. De gerechtsdeskundige dient zijn burgerlijke aansprakelijkheid te verzekeren. Indien hij zijn activiteit uitoefent in het kader van een vennootschap dient deze haar wettelijke verplichtingen op basis van het Wetboek van vennootschappen na te komen.

HOOFDSTUK 5. – Behandeling van de verzamelde gegevens.

Art. 15. Gezien het gevoelig karakter van de gegevens die hij behandelt, zal de gerechtsdeskundige de nodige organisatorische en technische maatregelen nemen om te verzekeren dat bij de behandeling van de gegevens een hoog veiligheidsniveau wordt bereikt om iedere kennisname door een niet geautoriseerde derde te verhinderen.

De gerechtsdeskundige is gebonden door de discretieplicht. Hij zal slechts overleg plegen met andere deskundigen in een college of domeindeskundigen in zover deze ook gebonden zijn door een discretieplicht. Bij contacten met andere derden zal hij erover waken enkel de persoonsgegevens mee te delen die absoluut noodzakelijk zijn voor dit overleg en hij laat hun een confidentialiteitsverklaring tekenen.

Art. 16. Bij het opvragen van gegevens dient de gerechtsdeskundige diegene bij wie hij deze gegevens opvraagt op de hoogte te brengen van zijn hoedanigheid van gerechtsdeskundige zodat deze weet dat de ingewonnen gegevens worden overgemaakt aan de autoriteit die hem heeft aangesteld.

HOOFDSTUK 6. – Slotbepalingen.

Art. 17. De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Waardigheid 

De psycholoog-deskundige ijvert in alle waardigheid en eerlijkheid zoals het past bij de betrokken zaken. Hij dient zich te onthouden van alle publiciteit betreffende de opdrachten die hem kunnen toevertrouwd worden. Hij ontzegt zich daarvan namelijk aankondigingen, publiciteit of dienstaanbiedingen in kranten en tijdschriften te laten verschijnen of gebruik te maken van aanplakbrieven, reclameborden of prospectussen, waarin melding wordt gemaakt van eerdere opdrachten (portfolio). De psycholoog-deskundige onthoudt zich van alle bemoeiingen of voorstellen bij mandatarissen, zakenlui of welke tussenpersonen ook, met het doel opdrachten te bekomen, en dit zowel door middel van commissielonen, kortingen op honoraria of om het even welk ander voordeel. Als lid van een beroepsvereniging mag hij ervan gewag maken, zonder echter zijn gebeurlijke functie in deze vereniging als persoonlijke publiciteit te doen gelden. De psycholoog-deskundige levert binnen de medico-legale context een bijzondere service met een eigen en uniek karakter, die afhankelijk is van de aard van de opdracht, die hij/zij aanvaard heeft. Dit karakter verschilt van de vertrouwelijkheid eigen aan bijvoorbeeld de therapeutische context, maar handelt steeds met respect voor de persoon en in afwezigheid van welkdanige vorm van waardeoordeel over het slachtoffer en/of de feitpleger.

Onafhankelijkheid

De psycholoog-deskundige handelt naar geweten en behoudt een absolute onafhankelijkheid, zonder aan enige druk of invloed toe te geven. Hij mag namelijk (afgezien van het feit dat hij voor zijn opdracht vergoed wordt) noch rechtstreeks noch onrechtstreeks persoonlijke belangen hebben bij de oplossing van een geschil. In de samenwerking met andere zorgverleners waakt de psycholoog-deskundige erover dat zijn/haar professionele onafhankelijkheid gerespecteerd wordt en ook hij/zijzelf deze van de anderen respecteert. Dit impliceert ondermeer dat de psycholoog-deskundige, die in een college wordt aangesteld, geen onderdanige rol vervult ten aanzien van de andere deskundigen, wat evenwel als een evidentie geldt.

Onpartijdigheid

De psycholoog-deskundige vervult zijn opdracht in het kader van de toepasselijke wetten met nauwgezette onpartijdigheid, afgezien van persoonlijke meningen, overtuigingen en betrekkingen met derden. Gedurende de expertise zelf laat hij nooit zijn mening kennen. Hij kan evenwel, om de partijen te verzoenen en op voorwaarde dat hij binnen de grenzen blijft van zijn opdracht, aan de partijen de geschikte raadgevingen of technische uitleg verstrekken. Tenzij voorafgaande toestemming van de betrokken partijen, legt de psycholoog-deskundige zijn opdracht neer indien hij met één der partijen vriendschapsrelaties, enig geschil, gemeenschappelijke of tegenstrijdige belangen heeft of gehad heeft of indien hij in de betwiste zaak reeds een advies heeft verschaft.

Rechtbanken doen grote moeite om een psycholoog als deskundige aan te stellen.  Wanneer blijkt dat er een expertise dreigt geen doorgang te vinden omdat er bijvoorbeeld een conflict is tussen de deskundige en een raadspsycholoog van één van de partijen, dan komt het raadzaam voor dat het de raadspsycholoog is, die zich terugtrekt en laat vervangen door een collega.   Dat heeft de minst negatieve weerslag op de rechtsgang.

Verantwoordelijkheid

De psycholoog-deskundige voert persoonlijk de werkzaamheden uit. Hij mag zich niet laten vervangen door een derde, al ware het ook een confrater. Voor sommige materiële verrichtingen mag hij zich echter laten bijstaan door medewerkers die volgens zijn richtlijnen, onder zijn toezicht en verantwoordelijkheid zullen werken. Hij zal zich inspannen zijn opdracht in de kortst mogelijke termijn te vervullen, rekening houdend met de aard van de zaak en tenzij het dringend is, met de verplichtingen de andere hem toevertrouwde opdrachten te vervullen. De psycholoog-deskundige die een opdracht aanvaard heeft wordt ertoe gehouden deze volledig af te werken. Indien hij nochtans, tijdens de expertise, door overmacht of wettelijke reden belet wordt zijn opdracht volledig te vervullen, stelt hij de partijen, hun raadgevers en de overheid die hem aangesteld hebben ervan op de hoogte met vermelding van de reden van het beletsel. In de mate van het mogelijke zal hij de taak van zijn opvolger vergemakkelijken.

Beroepsgeheim

De psycholoog-deskundige verplicht zich tegenover derden het volstrekte geheim te bewaren over hetgeen hij tijdens zijn expertise gezien of gehoord heeft. Het geheim kan slechts met akkoord van de partijen of wettelijk opgeheven worden.

Honoraria

De psycholoog-deskundige zal zijn honoraria vaststellen evenredig met de moeilijkheidsgraad en de aard van de werkzaamheden, de omvang van zijn verantwoordelijkheid en de belangrijkheid van het geschil. Hij vervult zijn opdracht met de minimale onkosten en uitgaven. Indien honoraria aan een medewerker betaald worden, zal de psycholoog-deskundige deze honoraria nauwkeurig en onder zijn verantwoordelijkheid in zijn uitgaven vermelden. Indien psycholoog-deskundigen een college vormen, zal ieder van hen zijn honorarium bepalen volgens zijn effectieve deelname aan de werken. Zelfs indien globale honoraria worden gevraagd, kan er in dit geval geen sprake zijn van ongeoorloofde toekenning van honoraria aanzien als beloning gegund aan een psycholoog-deskundige voor het aanbrengen van een cliënt aan een confrater, welke praktijk onwettelijk is.

Eerlijkheid

Het wordt de psycholoog-deskundige verboden van de partijen of van derden rechtstreeks of onrechtstreeks, een geschenk, gift, gunst of enig ander voordeel of vergoeding te ontvangen dan deze die hij officieel gevraagd heeft als honorarium, onkosten en uitgaven.

Collegialiteit wanneer verscheidene psycholoog-deskundigen in eenzelfde zaak aangesteld zijn

In de betrekkingen met zijn collega’s en voor het vastleggen van de bijeenkomsten, zal de psycholoog-deskundige rekening houden met hun gerechtvaardigde wensen. Wanneer hij, na beraadslaging van het college, gelast is het expertiseverslag op te stellen, zal hij de verscheidene geuite meningen van zijn collega’s met objectiviteit vermelden. De psycholoog-deskundige stelt zijn ervaring en bevoegdheid ter beschikking van zijn collega’s. Ook hier geldt dat men zich op inhouden richt en dat men niet de persoon of de deskundigheid van de andere deskundigen aanvalt.

Fair Play

De psycholoog-deskundige verbindt er zich toe de argumenten van tegenpartijen slechts vanuit wetenschappelijke criteria te onderzoeken, te bevragen en eventueel te weerleggen, zonder de persoon van de tegenpartij te viseren.  Dat geldt vanzelfsprekend ook wanneer de psycholoog-deskundige als adviserend psycholoog optreedt voor een partij.

Autonomie over het eigen werkterrein

De psycholoog-deskundige behoudt steeds autonomie over het eigen optreden, ook wanneer hij samenwerkt met opdrachtgevers, andere deskundigen of personen van andere disciplines. Dit betekent dat hijzelf beslist over zijn engagement naar de patiënt toe en over de methoden en technieken die hij daarbij aanwendt. Uiteraard houdt hij/zij daarbij in het belang van de getroffene of de feitpleger op een respectvolle wijze rekening met alle factoren, die ertoe kunnen bijdragen om de opdracht volgens de meest recente wetenschappelijke inzichten en voorschriften uit te voeren.

Zelfstandigheid

De psycholoog-deskundige moet op eigen kracht en opzichzelfstaand handelen.

Objectief voorlichten – niet in de plaats stellen van de rechtbank

De “deskundige” is een specialist wiens opdracht erin bestaat het gerecht over technische kwesties voor te lichten of, zoals Professor PIEDELIEVRE schreef, kan de deskundige worden vergeleken met “een lorgnet door de magistraat gebruikt om te verafgelegen en met het blote oog onzichtbare dingen te onderscheiden”.

Psycholoog-deskundige vs adviseur

De term “psycholoog-deskundige of gerechtelijk deskundige” wordt gewoonlijk alleen gebruikt met betrekking tot de psycholoog, die door de gerechtelijke overheid wordt aangesteld, terwijl voor de psycholoog, gekozen door een der partijen, de term “adviserende psycholoog” wordt gebezigd.

De psycholoog-deskundige en de adviserende psychologen hebben tot taak onderzoekingen te verrichten en de resultaten ervan aan hun opdrachtgever mede te delen.

Hun relatie met de getroffene en/of de feitpleger verschilt dus fundamenteel van de gewone psycholoog-patiënt relatie. De behandelende psycholoog mag dan ook in geen geval zijn beroepsgeheim delen met de psycholoog-deskundige, die niet door de zwijgplicht gebonden is. Wanneer hij/zij dit wel doet (bijvoorbeeld het meedelen van eerdere onderzoeksresultaten), dan kan dat slechts mits toestemming van de patiënt.  Daarbij kan de behandelende psycholoog bepalde delen weg laten.  Wat de psycholoog-deskundige in het kader van zijn opdracht verneemt, maakt hij zonder onderscheid aan zijn opdrachtgever bekend.

Zowel de psycholoog-deskundige als de adviserende psycholoog, die ermee belast worden de getroffene of de feitpleger te contacteren, moeten hun hoedanigheid kenbaar maken. Deze verplichting geldt niet enkel ten overstaan van de getroffene maar ook ten overstaan van de collegae die de getroffene in behandeling hebben en de instellingsdirectie. Het is namelijk van groot belang dat zij weten dat deze psycholoog niet door het beroepsgeheim is gebonden maar, integendeel, als opdracht heeft de ingewonnen informatie door te spelen. De gerechtelijke deskundige mag de behandelende psycholoog niet tot vertrouwelijke mededelingen brengen door hen over zijn hoedanigheid in het ongewisse te laten; de behandelende psychologen zouden ten gevolge daarvan overigens van schending van het beroepsgeheim kunnen worden beschuldigd.

Voorlopige karakter

Op verzoek van verschillende aspirant leden wordt gevraagd om in de deontologische voorwaarden een bewijs van goed gedrag en zeden te laten opnemen (wat binnen anderen beroepsverenigingen ook gebeurt), terwijl andere aspirant leden (die zo’n bewijs van goed zedelijk gedrag niet als een voldoende criterium beschouwen) menen dat ofwel een “systeem van peterschap” of een “aanvaarding van de leden na beraadslaging door een bestuur, een deontologische commissie of zelfs een algemene vergadering” zinvoller (en misschien zelfs werkbaarder) is.

De V.V.P.D. houdt eraan leden toe te laten op hun woord van eer en mits ze zich houden aan de deontologische code en de hierboven vermelde onderlinge gedragsregels.

We stellen vast dat er zich op het vlak van testonderzoek diverse moeilijkheden voordoen, eigen aan het gebruik in de medico-legale context.

Het gebruik van testonderzoek als deskundige veronderstelt deskundigheid, terwijl de kwaliteit van testmateriaal niet steeds gegarandeerd is.

Er bestaan van diverse testen  vrij uiteenlopende normeringen, waarbij het niet steeds evident is welke men het best gebruikt.

Van veel goed bruikbaar testmateriaal bestaan er geen recente normen.

Van de meeste goed bruikbare testen bestaan er geen normen, die zich specifiek richten op een medico-legale context.

Het is dus mogelijk dat verschillende psychologen verschillende testen met uiteenlopende normeringen én normatieve gebreken gebruiken.

Het is dus van het grootste belang dat de psycholoog-deskundige gebruik maakt van testen, die hij/zij beheerst, die meten wat ze zeggen te meten en die door de deskundige op een deskundige en ervaren manier kunnen geïnterpreteerd worden.

Om eindeloze discussies te voorkomen is het aangewezen dat psychologen van elkaar weten dat elke gehanteerde normering voor- en nadelen heeft en dat het de ervaring is met deze normering, die de deskundige toelaat er zinvol mee te werken.

Er zijn evenwel ook algemeen geldende regels en voorschriften, waarvan de V.V.P.D. vraagt dat de leden die onderschrijven.

Internationale Richtlijnen voor het Gebruik van Tests

Belgische Federatie van Psychologen

Nederlands Instituut van Psychologen

Internationale Test Commissie (ITC)